Columns > Interimwerk

Interimwerk

Voor wie er nog nooit mee van doen had, is de wereld van het interimwerk ronduit bizar. En voor wie er wel mee van doen had, trouwens ook.

Eerst even wat het is. Bedrijven, overheden en organisaties hebben zo nu en dan iemand nodig en die iemand willen ze niet in dienst nemen. Meest voorkomende reden: het gaat om een tijdelijk project. Als die klus is geklaard, wil je niet met zo’n medewerker in je maag zitten.

Zo’n interimmer is per uur duurder dan iemand in dienst en daar is niks mis mee. De opdrachtgever is er na afronding van het werk zonder verplichtingen vanaf en heeft ook geen gedoe met vakantiedagen en -geld, ziekteverlof doorbetalen, arbeidsongeschiktheidsverzekering of bijdragen voor het pensioen. Zelfs voor personeelsfeestjes hoef je de interimmer niet uit te nodigen.

Voor de interimmer is het hogere tarief billijk: al die zojuist genoemde lasten komen voor eigen rekening. En dan moet je nog maar eens zien dat er na afronding van een project ander werk in het verschiet ligt.

Wat dan weer wel heel onsympathiek is: medewerkers die ontslag nemen en zich fulltime laten inhuren om voor dat hoge tarief hetzelfde te doen als ze voorheen in loondienst deden. Waarbij de werkgever vanwege personeelsgebrek wel móet zwichten. Een bedrijf als Maandag draait erop: verplegers en leerkrachten losweken van hun werkgever en ze met winst als interimmer plaatsen. Die winst moeten u en ik, belasting- en premiebetalers, ophoesten. Tenminste, als het om ziekenhuizen en scholen gaat.

 

Ik heb eind vorig jaar het interimwerk ontdekt. Mijn eerste klus zat er, na wat verlengingen, op 1 september op. Dacht ik. Maar toen belde Karel (zo heet ie niet, maar ik probeer discreet te zijn). ‘We willen graag tot eind van het jaar verlengen. Acht uur per week. Jij bent toch ingehuurd via het bedrijf T.?’

– ‘Nog nooit van T. gehoord. Ik reageerde destijds op een vacature van G. En tot mijn verbazing ben ik toen aan jullie aangeboden door Y. en…’

‘G. is een onderdeel van Y.’

– ‘…en elke vier weken krijg ik een mailtje van R. Dat ze mijn uren hebben gedeclareerd. Ik neem aan dat Y. onderdeel is van R.’

‘Klopt. Maar T. ken je niet?’

– ‘Nee.’

‘T. is net als Y. een onderdeel van R. En die hebben jou geleverd.’

– ‘O.’

‘T. is trouwens niet direct een onderdeel van R. Want T. is een dochteronderneming van een bedrijf in Berlijn, waarvan ik even de naam kwijt ben. En dat bedrijf hoort bij B.’

– ‘B?’

‘Ja, B. Een zusterbedrijf van Y. En dus ook deel van R. Hoe dan ook: ik denk dat ik dus bij T. moet zijn. Zal eens vragen of ze jouw verlenging kunnen regelen.’

– ‘Waarom zitten G., Y., T., B. en R. er eigenlijk tussen? Waarom werk ik niet direct voor jullie, Karel?’

‘Ze zitten nu eenmaal hier in huis met een man of twee, drie. Een inhuurdesk. Daar kunnen we niet omheen.’

– ‘Want?’

‘Contracten.’

– ‘Maar wie verdient er, behalve ikzelf, nou precies aan mijn interimwerk voor jullie?”

‘G. Dus. En Y., T. en B. En, o ja, R.’

Ik zei ‘O’, maar die letter zei Karel niks.