Columns > Kutschool

Kutschool

Het televisieprogramma Tegenlicht ging afgelopen zondag over nieuwe vormen van onderwijs. Duits is uit (‘Duitsers spreken best goed Engels’) en het vak Grote Denkers is in. Vakken, leraren en kinderen moeten enorm door elkaar lopen en verder vliegt alles zo ongeveer alle kanten op. De moderne school is een brij van wazigheid en het zelf uitzoeken – ‘Want zo is de wereld ook’.

Dit is omdenken, schreef iemand op Twitter.

Ik zat op zo’n school zoals ze bij Tegenlicht voorbij kwamen. In 1972 al. Er kwam geen VPRO-cameraploeg langs, zelfs de lokale krant zag er geen nieuws in. Een school waarin leerlingen zich stevig bemoeiden met het leerplan, leraren per persoon wel vier vakken gaven en dus moeiteloos een poosje wat minder aardrijkskunde konden doen als gymnastiek even belangrijker leek, waar zittenblijven niet bestond en nog zo wat toen al nieuwerwetse dingen. Ik heb vier jaar lang genoten op die school, ivo-mavo Skarabee in Tilburg.

De school was een warm bad voor wie genoot van vrijheid en zelfstandigheid. Ik was zo iemand en dacht jarenlang dat iedereen die op die school had gezeten dezelfde herinnering had. Het was zo’n dertig jaar later dat ik op een zeilboot op een Fries meer kennismaakte met een man die inderdaad ook naar die mavo was gegaan.

‘Vond jij het ook zo’n kutschool?’, vroeg hij me. Waarna er een verhaal kwam over stuurloosheid, het ontberen van fundamentele kennis en leraren die hem zo ongeveer verboden om u tegen hen te zeggen. ‘De vrijheid was daar verplicht. Ik wilde gewoon les krijgen en de meneer meneer noemen.’

Nou, nee – zo had ik het niet beleefd. Ik nam in 1976 zo ongeveer huilend mijn diploma in ontvangst en ging daarna naar een havo waar de schoolleiding besloot wat extra aandacht te schenken aan die van ‘de Ivo’. Iets met achterstand, niet langer dan tien minuten kunnen luisteren en autonomie verwarren met brutaliteit en eigengereidheid.

‘De Ivo’ was voor mij een geweldige school. Een mavo waarop de directeur filosofieles gaf, je ook kon kiezen voor Spaans en koken, waar ik leerde hoe je met ogen dicht jezelf kon wijsmaken dat je écht een sinaasappel tegen je vingertoppen voelde en waar een hond woonde. Dat van die hond is een verhaal op zich. Doe ik een ander keer.

Kijkend naar Tegenlicht besefte ik wat er zo fijn en zo stom was aan die school waarop ik zat. Het was fijn, omdat de docenten begrepen hoe het voor kinderen gezellig moest worden gemaakt. Het was stom, omdat ze me wijsmaakten dat het altijd gezellig moet zijn.

Ik heb het idee dat steeds meer ouders zo’n vrije, blije school wensen voor hun kind. Wat nu volgt is vast te ongenuanceerd. Maar toch. De papa’s en mama’s hebben zichzelf wijsgemaakt dat hun kind het onafgebroken leuk moet hebben. Onafgebroken. Elk schrammetje, lichamelijk dan wel psychisch, moet voorkomen worden. Kinderen moeten fluitend naar school gaan en huppelend weer huiswaarts keren. Waar nog eens bij komt dat het ‘huiswaarts keren’ vooral niet te snel moet komen. Want papa’s en mama’s hebben zelf ook nog het een en ander te doen. Want hypotheek, tennisles, yoga en nog zo wat dingen.

Terug naar mijn mavo. Ik herinner me mijn leraar aardrijkskunde. Die liet me kijken naar een wereldbol en liet me een ontdekking van jewelste doen. Eentje die u misschien zelf nog niet heeft gedaan. Vrijwel alle gebergten ter wereld zijn terug te brengen tot twee enorm lange ketens. In Amerika loopt er eentje van het meest noordelijke puntje van Alaska tot in Vuurland. En dan is er nog de keten die begint bij de Golf van Biskaje, de Pyreneeën dus, tot aan de Gele zee. Eén van noord naar zuid en één van west naar oost. Of andersom.

Zo compleet, integraal, naar dingen leren kijken – dat is mooi. Wat de leraar verzuimde: ‘En dan nu de namen van die gebergten uit je hoofd kennen. Omdat parate kennis goed is, omdat dingen uit je kop stampen goed is. En vooral: omdat ik het zeg.’