Met Dylan op een tropisch eiland
De vorige keer dat één na oudste en ik samen naar Dylan gingen kijken en luisteren, was dat in Amsterdam. We kwamen daar een meneer tegen, die nog wilder van ‘Zimmy’ was dan ik. Hij vertelde hoe fijn de Dylanfans onder elkaar zijn. Daar had ik nog nooit erg veel van gemerkt, maar die meneer des te meer.
Ooit ontmoette hij tijdens een Dylan-optreden in Den Haag een Duitser en daar raakte hij mee aan de praat. Hij vertelde de Duitser over zijn ernstige gezondheidsproblemen en dat hij eigenlijk een maand of zes rust moest nemen en geen idee had hoe dat voor elkaar te krijgen. De Duitser vertelde dat hij ergens in de Indische oceaan een eiland had. Nee, niet Madagaskar – een ander eiland, vast kleiner. Maar wel in diezelfde oceaan.
Na het tweede glas bier was het geregeld: meneer met gezondheidsprobleem mocht een half jaar onder de palmbomen op dat eiland liggen. Duitser zorgde voor verpleging en zo.
Eén na oudste en ik hoorden het met verbazing aan. ‘Dat is me nogal wat,’ zei ik. Meneer knikte, zei dat het met de gezondheid inmiddels een stuk beter ging en dat hij die Duitse meneer na dat half jaar gastvrijheid nooit meer had gesproken. Eén na oudste wilde de meneer net een pilsje aanbieden – Dylan was toch nog niet begonnen – toen de man naar een man verderop wees. ‘Verrek, dat is hem, die Duitser met dat eiland!’
Hij liet ons samen staan, liep naar de Duitser en schudde hem de hand. De twee spraken een minuut of twee, drie met elkaar en toen kwam de meneer weer onze kant op. ‘Hij kende me nog,’ zei hij en ja, hij wilde wel een pilsje.
Vanavond was ik bij een Dylan-optreden in het Muziekgebouw in Eindhoven. Dat was een bijzondere ervaring, want ik zat op rij 4 en Dylan kon mij daardoor van dichtbij zien. Dat was niet alleen fijn voor Dylan, ook voor mij. Bij die tien of elf optredens die ik eerder bijwoonde, had ik niet kunnen zie hoe ongemakkelijk de man erbij staat tijdens instrumentale tussenstukjes.
Vanavond had hij een veel te groot pak aan met brede zakken aan de zijkanten van het colbert. Iemand was vergeten die zakken met een tornmesje open te halen, zodat Dylan steeds weer tevergeefs probeerde zijn linkerhand in zo’n zak te hangen. Om vervolgens die hand een beetje sneu te laten steunen tegen de zak.
In de pauze ging ik naar het toilet en stond ik naast een andere man te urineren. Dat zwijgen tijdens het plassen vind ik ongeveer net zo ongemakkelijk als Dylan een instrumentaal intermezzo vindt en dus vroeg ik aan de plasser naast me of hij het, net als ik, ook allemaal zo mooi vond. ‘Het is niks,’ zei de man, ‘hij is te oud, kan niet meer zingen en moet er mee stoppen. Vroeger was ie beter.’ Ik herinnerde de man aan de optredens van Dylan in de jaren negentig en dat toen het hoogtepunt van een concert was dat de zanger zich halverwege het vierde nummer omdraaide naar het publiek.
‘Je snapt er niks van,’ bromde de man, sloeg de laatste druppels van zijn piemel, ritste zijn jeans dicht en banjerde zonder handen wassen het toilet uit.
Die is toe aan een eiland in de Indische oceaan, wist ik.