Columns > Met Jacobse en Van Es het dak op

Met Jacobse en Van Es het dak op

Ons dak lekt. Of nou ja, het dak van de overkapping achter in de tuin. Twee mannen komen op bezoek om de schade te bekijken en te bezien wat er nodig is om de boel te repareren.

 

‘Heeft u een trap?’

Die hebben we. De kleinste van de twee gaat het dak op. Met zijn strak naar achteren gekapte haren heeft hij wat weg van Jacobse, de helft van het roemruchte door Koot en Bie bedachte duo Jacobse & Van Es. Zijn collega lijkt weinig op Wim de Bie, maar heeft wel diens lengte. De gelijkenis wordt gaandeweg het bezoek van de heren in mijn hoofd steeds groter. En verbeeld ik het me nu, of heeft die kleine echt een Haags accent?

Wat of de oppervlakte is van de overkapping, vraagt Jacobse zich hardop af. ‘Twaalf vierkante meter’, weet mijn vrouw. Er wordt gemeten. ‘Tweeëntwintig, mevrâh. Tweeëntwintig. Je verwacht het niet, hè?’ klinkt het van boven onze hoofden. Daarna: ‘Het moet gerepareerd hoor. Twee stukken zijn niet goed aangesloten. Er komt water tussen en dat komt zo naar beneden.’

We kijken naar de kletsnatte tuinmeubelen onder het kapotte dak. Mijn vrouw knikt. Ik zeg: ‘Goh’.

 

Jacobse komt de trap af. Hij geeft mijn vrouw een visitekaartje en een glanzend leaflet (‘De brochure’). Of zijn collega ook even het dak op wil. ‘Twee zien meer dan één, nietwaar?’ De man lijkt even te twijfelen, maar gaat dan ook omhoog.

De gang weer terug naar beneden blijkt een uitdaging. ‘Eerst je linkervoet’, roept Jacobse. ‘Ja, die. Heil goed. Nâh de andâh. Zau ja. Nog un paah centimeitâh, dan sta je op de trei. Niks an de hand. Gaat prima. Ja. Nâh sta je. En dan nâh naah beineije. Goed zau.

Alles moet vervangen, stelt Jacobse vast. ‘Ook de metalen rand rond het dak. Dat moet.’ Zijn collega, zichtbaar opgelucht dat hij weer vaste grond onder de voeten heeft, denkt er precies zo over. ‘Het kan niet zonder die randen te vervangen.’ De heren knikken nog eens.

‘Dat moet gewoon’, zegt de kleine.

‘Zo is het’, zegt de lange.

 

En dan gaat hij nu even in de auto Kantoor bellen om daarna een ‘mooi prijsje’ te geven.

Mijn vrouw vindt dat niet zo’n goed idee. De aardappelen staan te verpieteren en sowieso heeft ze een offerte liever per mail.

‘Wat u wenst, mevrouw. Wat u wenst.’

De offerte is er een dag later al. ‘Mocht u andere offertes ontvangen die aanzienlijk lager zijn, neemt u dan gerust contact op’, staat er in het begeleidend mailtje.

Ik zeg mijn vrouw dat het uiteindelijk vast en zeker duurder uitpakt. ‘Als ze eenmaal bezig zijn, ontdekken ze scheuâhgras.’