Columns > Raadslid

Raadslid

‘Niks voor jou,’ was het eerste advies dat ik kreeg toen ik jaren geleden besloot om de lokale politiek in te gaan. Het tweede advies was identiek. Stomme adviezen. Ik zit nu ruim een jaar in de gemeenteraad van mijn dorp Schijndel en het bevalt me prima.

Het neemt niet weg dat ik rol van gezeik naar gedoe naar rel en weer terug naar gezeik. Het jongste incident: een ietwat langdradig verhaal op deze website over het instituut sociaal wijkteam. Ik heb nogal wat twijfels over die teams en mijn mening druist in tegen het lokale en mede door mij geschreven verkiezingsprogramma van mijn partij. En ook nog eens tegen wat het college zoal probeert. Dat is een college waar mijn partij een, overigens prima, wethouder aan heeft geleverd.

Leg dat maar eens uit.

De uitleg: raadsleden moeten niet te veel bezig zijn met het feit dat ze van de coalitie of de oppositie zijn. Dus niet instemmen met een collegevoorstel omdát je nu eenmaal onderdeel bent van de coalitie. Of tegen zijn omdat je nu eenmaal oppositie bent. Raadsleden die hun eigen afweging maken, zonder druk van coalitie of oppositie: die hebben we nodig. Ze zijn me net wat te zeldzaam. Te vaak hangt stemgedrag af van de positie waarin raadsleden zitten.

Dat is niet waar de kiezers die raadsleden voor op pad hebben gestuurd.

Wie het werk van een lokale volksvertegenwoordiger serieus neemt, heeft lak aan die vooringenomenheid. Die leest zich drie keer in de rondte, praat met Jan en ook nog eens met alleman en komt zo tot een stevig gefundeerde mening. In mijn geval voeg ik daar een mogelijk wat ongewone werkwijze aan toe: ik schrijf die mening op en gooi die via mijn website, Twitter of Facebook de wereld in. Dat leidt tot reacties en dat is precies mijn bedoeling. Mensen tikken wat voor nonsens ik volgens hen uitkraam en voegen daar zo nu en dan geweldige, voor mij nieuwe, argumenten aan toe. Wat ook gebeurt: mensen en organisaties nodigen me uit eens langs te komen. ‘Want wat je nu toch hebt geschreven, daar klopt natuurlijk geen meter van. Heb je komende maandag tijd voor een gesprek?’

Zo nu en dan hoor ik iemand fluisteren dat ik het allemaal voor het spel doe. Of voor het podium. En toegegeven, ik ben niet vies van wat aandacht. Maar geloof me: toen ik in gesprek was met een cliënt van de Wmo over hoe haar persoonsgebonden budget van 650 euro per maand werd afgeschaft – dat was om me te voeden met ervaringen, informatie en standpunten. Niet omdat ik er over kon roeptoeteren. En trouwens ook niet om al gelijkgevend een stemmer binnen te halen. Het stopzetten van dat PGB was terecht. De cliënt liet me trouwens weten altijd op de enige lokale partij in mijn dorp te stemmen. En nee, da’s niet mijn partij.

Zo nu en dan leidt mijn publicatiedrift en de gesprekken die daar het gevolg van zijn tot nieuw inzichten. Dan lees ik het verkiezingsprogramma nog eens terug en stel ik vast dat het sociaal wijkteam op papier inderdaad een prima club leek. En dat er in de praktijk waarschijnlijk weinig van terecht gaat komen. Daarna komt de vraag of ik dat, als raadslid van een coalitiepartij, hardop moet zeggen. Of ik trouw moet tonen aan coalitie en partij – en dus beter kan zwijgen – of aan ‘het volk’ dat ik vertegenwoordig en daarmee aan mezelf. En of ik het moet opschrijven en publiceren. Ik denk daar over na.

Een seconde of tien.