Wel thuis
Tot voor kort had mijn moeder hele mooie, lange nagels. De dames van het tehuis waar ze woont, lakten ze regelmatig. Maar een paar weken geleden werden ze kortgeknipt. Mijn moeder ging in haar slaap met haar handen vaak tussen haar billen. Jeuk waarschijnlijk. Die handen krabden dan en dat gaf een hoop gedoe, met die poepresten onder de nagels. Ook troffen ze haar wel eens aan met bruine vegen in het gezicht. Want mijn moeder doet wat u ook vaak doet als u slaapt: met de handen door het gezicht gaan.
Die nagels hadden achteraf gezien best lang kunnen blijven, want een week na de knipbeurt werd tot drastischere maatregelen besloten. Mijn moeder slaapt in een zogenoemd jumpsuit. Een pak uit één stuk met de rits aan de achterkant. Zie dan maar eens al slapend waar dan ook te krabben.
Zo’n jumpsuit is een vrijheidsberoving. Of de familie dat akkoord vond. Ja, dat vond de familie akkoord.
Mijn moeder komt nooit meer in haar badkamer. Twee keer per dag wordt ze op bed gewassen en aangekleed. Met een bedlift wordt ze daarna in haar rolstoel gehesen. Mijn moeder kan sinds een paar maanden niet meer lopen en dat ligt niet aan haar benen. Met die benen is niks mis, maar de hersenen vertikken het om de loopsignalen door te geven aan de spieren daar.
Die hersenen zijn er ook de schuld van dat mijn moeder tegenwoordig steeds even moet denken als ze me ziet. Maar daarna noemt ze me schat en dat zegt ze niet tegen de medewerkers van het tehuis.
Ik moet u bekennen dat ik de dementie van mijn moeder tot voor kort soms – soms hoor – best aangenaam vond. Mijn moeder was in het verdere verleden nooit zo’n kei in het tonen en in ontvangst nemen van emoties en sinds Alzheimer toesloeg ging haar dat gemakkelijker af. Ik betrapte me er op dat ik gemakkelijker omarmde en haar magere, gerimpelde handen dan zelfs in de mijne nam. Deed ik vroeger nooit.
Het had wel wat, die dementie.
Vandaag zijn die gedachten weg en nee, ze komen niet meer terug ook. Mijn vrouw, mijn zus en ik zitten aan tafel in de aula en drinken koffie en thee. Soms is mijn moeder even wakker en dan vallen haar ogen weer dicht. Zo nu en dan steekt ze haar wijsvinger omhoog. Het lijkt er op alsof ze wat wil gaan zeggen, maar dan gaat de vinger weer naar beneden.
Als we wat vragen, komt er een kort antwoord. ‘Vind je het fijn dat wij er zijn?’ Ja, ze vindt het fijn. Heeft ze zin in koffie met lekker veel suiker? Ja, ze heeft zin in koffie en ja met suiker. Weet je nog dat Elly vorige week op bezoek was. ‘Elly. Ja, Elly.’
Om kwart voor vijf rijden we haar naar de eetkamer. Mijn zus rolt haar naar haar vaste plek. We wensen smakelijk eten en we zoenen. ‘Daag,’ zeg ik en ‘Daag’ zegt ze. Ik rits mijn jas dicht en draai me om.
En dan hoor ik haar ‘Wel thuis’ zeggen.
‘Uit zichzelf,’ zeg ik onderweg naar huis. ‘Helemaal uit zichzelf zei ze wel thuis.’